(adspĭcio), spexi, spectum (3),
1. a. eig., op of naar iemd of iets zien, aanzien, aanschouwen; (van plaatsen) het uitzicht hebben op, gekeerd zijn, liggen naar. | praegn., iets in ogenschouw nemen, naar iets zien, nazien, toezien; met hoogachting, bewondering en vertrouwen tot iemd opzien; iemd onbeschaamd in het gezicht zien.
b. overdr., met de geest iets beschouwen, overwegen. | letten op, in aanmerking nemen; onderzoeken.
II. inchoatief, bemerken, gewaarworden, zien.