(oorspr. Ital.: viola da braccio, armviool), strijkinstr., dat ter bespeling met linkerhand onder de kin wordt gestut, terwijl met rechterhand strijkstok wordt gevoerd.
De V., afstammend van de viola (of altviool), heeft als deze 4 met kwinten-interval gestemde snaren (viool: e-a-d-g; viola: a-d-g-c). Sedert 16e eeuw drong de V. alle gebieden der muziek binnen, in 18e eeuw kwam zij in solospel, kamermuz. en orkest aan de spits der strijkinstrumenten. De V. stond van begin af bekend als ongekende mogelijkheden van klank biedend, welke ook nu nog geenszins zijn uitgeput. Als grootste bespeler in het verleden geldt nog altijd N. Paganini*. Beroemde bouwers: de fam. Stradivari, Guarneri e.a.