De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Rubber

betekenis & definitie

(van Eng. to rub, wrijven), de vaste elastische massa die na het indrogen van het melksap (Latex) van bepaalde tropische bomen overblijft, in bijz. van Hevea brasiliensis, die oorspr. alleen in Brazilië groeide; door Sir W. J.

Hooker, Directeur van Kew Gardens* werden Braz. zaden in deze plantentuin opgekweekt en in Engelse (vnl. Ceylon) en Nederl. overzeese gebieden uitgeplant (1877). De kwaliteit van deze plantage-R. is beter dan van de wilde. Door toenemen van de vraag naar R. werden ook andere latexhoudende gewassen in cultuur genomen o.a. op Java de Ficus elastica. Deze cultuur voldeed niet en verdween. Indonesië leverde 44 pct van de wereldproductie, Malakka 32,6 pct. 5 jaar na aanplant begint de exploitatie.

Getapt wordt wanneer de stamomtrek op 1 m hoogte 40 à 45 cm is. Met een speciaal mes wordt een stukje bast weggesneden. Hieruit stroomt de latex. Meestal wordt om de andere dag telkens lager getapt. Van de latex wordt crêpe gemaakt (licht van kleur) of vellen (sheets); deze worden na het drogen gerookt om ze onvatbaar voor schimmels te maken. 75 pct van de R. wordt gebruikt voor auto- en rijwielbanden.De rubberfabricage geschiedt door op mengwalsen de crêpe of sheets te mengen met zwavel, vulstoffen (meest roet, „carbon black”) en verschillende chemicaliën en kleurstoffen. Na deze menging vindt de vulcanisatie plaats, waarbij het product wordt verhit en een chemische reactie optreedt tussen de rubber en de zwavel. Het vulcaniseren wordt toegepast om een product te verkrijgen met grotere sterkte en weerstand tegen slijtage en lagere oplosbaarheid dan ongevulcaniseerde rubber.

Sinds W.O. I wordt rubber synthetisch vervaardigd (Buna, Neoprene) uit acetyleen of kraakgassen.