het bij gasontlading optredende potentiaalverschil tussen de kathode en een punt in het negatieve glimlicht gelegen. De K. is des te kleiner naarmate het gebruikte gas edeler is en het materiaal waarvan de kathode gemaakt is gemakkelijker electronen afgeeft.
Aangezien de K. nogal groot kan zijn, was men vroeger bij gasontladingslampen mede daardoor aangewezen op het gebruik van vrij hoge spanningen. Tegenwoordig verwarmt men de kathode (direct of indirect) waardoor een electronenemissie ontstaat die de K. tot nul kan reduceren. Toepassing in de moderne T.L. (fluorescentie) buisverlichting.