(1717-1768), Duits archaeoloog, de schepper der nieuwe oudheidkunde en kunstwetenschap; een kunstzinn. richting en levenshouding, waarvan Goethe en Hölderlin de voornaamste dragers waren en die, als neo-humanisme, van onmetelijke uitwerking is geweest. Uit hartstochtelijke liefde voor Homerus (tegenover de barok-Latijnse traditie) vond hij een onmidd. relatie tot de Gr. kunst en trachtte als eerste haar geschiedenis weer te geven (Geschichte der Kunst des Altertums).
Jarenlang werkte hij te Rome, dat hij in de wereld van het kunstbeleven zijn oude prestige hergaf. Hij werd door zijn bediende te Triest vermoord.