(1880), een der belangrijkste hedendaagse Nederl. rechtsgeleerden. Sedert 1910 hoogleraar in het burgerlijk en internationaal privaatrecht te Leiden.
Tot 1910 hield hij zich voornamelijk bezig met de bewerking van de verschillende onderdelen van het burgerlijk recht en in het bijzonder met het arbeidsrecht (De arbeidsovereenkomst, 1908). Na 1910 legde hij zich in het bijzonder toe op het intern, privaatrecht (Bijdrage tot de geschiedenis van het internationaal privaat- en strafrecht in Frankrijk en de Nederlanden, 1914) en het erfrecht (publicaties over het Ligurisch erfrecht). Door de voltooiing in 1915 van deel II van het werk van Caroli over Het Kort Geding werd dit instituut mede nieuw leven ingeblazen. Vele opstellen verschenen van zijn hand, waarvan de meeste zijn opgenomen in het Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, het W.P.N.R., Weekblad van het Recht en de Nederl. Jurisprudentie (Annotatiën). In 1947 kreeg M. van de Ned. regering opdracht een ontwerp te maken voor een nieuw Burgerlijk Wetboek.