De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Cohen

betekenis & definitie

David (1882), Nederlands klassiek filoloog. In 1926 benoemd tot hoogleraar in de Oude Geschiedenis aan de Universiteit te Amsterdam.

Tijdens de bezetting in W.O. II voorzitter van de Joodse Raad.Gustave (1880), Fr. filoloog, geb. Brussel, studeerde Brussel, Luik, Parijs; hoogl. Leipzig, Amsterdam (1912-1920, met onderbreking door dienst in W O. 1 waarbij zwaar gewond), Straatsburg, Parijs; was groot promotor van Fr. cultureel leven te A’dam en van cult. verkeer Ned.Fr. Hij bezorgde tal van ui tg. van middeleeuwse en latere Fr. schrijvers.

Hermann (1842-1918), Duits Neo-Kantiaans filosoof van de z.g. Marburger school, professor in Marburg. C. ruimde aan het denken een grote plaats in : het zijn is er eigenlijk slechts bij de gratie van het denken. Dit ,,brengt” het zijn ,,voort”.

Voor C. was de logica onafhankelijk van het denkobject, de ethiek van de zedelijke ervaring, de aesthetiek van de kunst. I Ioofdwerken: Logik der reinen Erkenntnis, Ethik des reinen Willens, Ästhetik des reinen Gefühls.

Isaac B. (1867), Ned. econoom en jurist. Buitengewoon (1910), vervolgens (1913) gewoon hoogl. te Groningen in agrarisch recht en andere vakken. In 1935 afgetreden.

< >