Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Vlaanderen – barok – zeventiende eeuw - bouwkunst

betekenis & definitie

DE VLAAMSE BAROK VAN DE ZEVENTIENDE EEUW: BOUWKUNST

De bouwkunst uit de tijd van Rubens in het land van Rubens maakt de indruk van een aftakking van de Italiaanse rijpe Barok, die zich ontwikkeld heeft in inheemse stijl. Rubens zelf had aan haar ontplooiing een niet onbelangrijk aandeel, indirect door zijn leerlingen, maar ook door eigen activiteit. Gedurende zijn Italiaanse jaren (1601-1608) heeft hij aan de bouwkunst van Italië levendige belangstelling gewijd; in de perioden, dat hij in Genua verbleef, tekende hij de voorname woonhuizen van die stad - van Galleazzi Alessi en diens opvolgers. Die schetsen heeft hij later uitgegeven in een kopergravurenwerk (‘I palazzi di Genova’ 1622). In een tijd dat zijn herinneringen aan Italië nog fris waren, de jaren na 1611, heeft hij in Antwerpen zijn eigen woonhuis gebouwd, met de origineel gelede façade, de tuinportiek en het door zuilen gedragen paviljoen dat ook te zien is op het kleine zelfportret met de jonge Helena Fourment. Voor de plechtige intocht van de nieuwe landvoogd, kardinaal-infant Ferdinand (1635) ontwierp hij een aantal architectonische decoratiestukken. Hij gaf ze een fantastisch rijke ornamentale en figurale versiering en vereeuwigde deze tijdelijke structuren tenslotte in gravures.

Kleine blijvende voorlopers voor de zwierige sierbouwsels van de ’Pompa Introitus’ waren er reeds aan het begin van de eeuw aan de patricische woonhuizen, als een soort specialiteit van de inheemse barokke smaak, nl. de levendig bewogen portaalbekroningen, de zogenaamde ’Spaanse deurkens’. Een tijdgenoot van Rubens, de architect Jacques Franquart, gaf daarvoor in zijn ’Livre d’Architecture’ van 1617 een serie voorbeelden. Franquart heeft ook verscheidene belangrijke kerken gebouwd; de Augustijnenkerk in Brussel (Postkantoor), het eerste specimen van de stoere en fraaie Vlaamse Barok, sluit slechts in de tectonische grondtrekken van de gevel bij Italiaanse voorbeelden aan. Nog rijker is de Jezuïetenkerk in Antwerpen, die ongeveer in dezelfde tijd - omstreeks 1620-1640 - door ordebouwmeesters werd gebouwd.

De Jezuïeten speelden een belangrijke rol in het geestelijk-kerkelijk leven van het land. Hun kerk in Feuven, van 1650-1660 gebouwd door Rubens’ leerling Lukas Fayd’herbe (16171697), heeft slechts in de zwaarwichtigheid van de gevel en de gezwollen weelderigheid van haar decoratie het karakter van de rijpe Barok. Hetzelfde beeld, zij het in verfijnder dynamiek, biedt het front van de Begijnenkerk in Brussel (1657-1664). De Bedevaartkerk van O.L. Vrouw te Scherpenheuvel is van Wensel Coebergher; de basiliek St. Michiel te Leuven van Willem Hesius. In de sprankelende levendigheid van het houtsnijwerk aan het meubilair in de kerkruimten uit deze jaren spreekt de Vlaamse Barokfantasie; haar versieringsdrang combineert barokke stilering met een eveneens Barok naturalisme. Het interieur-type van deze Vlaamse kerken is doorgaans hetzelfde als dat van de oudere: drieschepige langhuiskerken. Slechts hier en daar komen centraliserende plattegronden voor, bijvoorbeeld in Fayd’herbes O.L. Vrouw van Hanswijk in Mechelen (1663-1678); het midden van het lengteschip verwijdt zich daar tot een overkoepelde rotonde, waaromheen de arcaden lopen van de zijschepen.

Wat betreft de profane bouwkunst - de Vlaamse Barok heeft aan het Rubenshuis zijn unieke vorm gegeven en aan het latere pendant: het huis dat de schilder Jordaens eveneens in Antwerpen liet bouwen (1641); het heeft een levendig gelede portaalomlijsting met balkonvensters er boven. Verder zijn er de gevels van het traditionele type die overal voorkomen: hoge smalle huizen, versierd met geledingsvormen in de stijl van de tijd en met echt Vlaamse barokke praal; prachtige voorbeelden daarvan staan naast elkaar op de Grote markt in Brussel; het merendeel is van het einde van de zeventiende eeuw, o.a. van Willem de Bruyn (1649-1719).

door Prof. Dr. M. Wackernagel.