Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Ibero-Amerikaans – Spaanse koloniale kunst –Verenigde Staten

betekenis & definitie

DE IBERO-AMERIKAANSE KOLONIALE KUNST: SPAANSE KOLONIALE KUNST IN DE VERENIGDE STATEN

In de zeventiende en achttiende eeuw strekte het Spaanse koloniale rijk in Amerika zich uit van Kaap Hoorn in Zuid-Amerika tot aan de grenzen van de kleine Engelse koloniën aan de kust van de Atlantische Oceaan en tot aan het ongeëxploreerde westen. Een gebied dat omvatte het huidige Florida, Louisiana, Texas, New Mexico, Arizona en Californië, werd iets later opengelegd dan de overige delen van het rijk; het werd vanuit Mexico bestuurd. Spaanse officieren en missionarissen waagden zich in de tweede helft van de zestiende eeuw in het dun bevolkte zuidwesten. Al spoedig bleek, dat de geruchten over goud en edele metalen ongegrond waren - fata morgana als de Zeven Gouden Steden van Cibola verleidden tot een hele reeks expedities, maar ze liepen uit op woestijn en verderf en soms op algehele vernietiging. Pas tegen het einde van de zeventiende eeuw of in het begin van de achttiende eeuw vond de werkelijke exploratie plaats.

De missiegebieden in Texas, Nieuw-Mexico en het noorden van Californië waren in handen van de Franciscanen; in de overige werkten de Jezuïeten. Omstreeks het midden van de achttiende eeuw werden enorme landgoederen beheerd door Spaanse kolonisten; verscheidene families bezaten honderdduizenden morgen

grond, verkregen als erkenning voor aan de koning bewezen diensten.

In deze wildernis kwamen niet veel mensen, die onderlegd waren in de schone kunsten of in het kunstambacht; het merendeel van de bevolking kon het werk van een onderlegd vakman ook niet betalen. De plaatselijke bevolking was dus wel genoodzaakt zelf haar kerken te bouwen en te versieren. In een of twee generaties

ontwikkelden zich kunstenaars en kunstnijveren; hun werk is tegenwoordig bekend onder de naam ’Missie-architectuur van het Amerikaanse zuidwesten’.

De kerken in Nieuw-Mexico sluiten doorgaans aan bij de praecolumbiaanse bouwmethoden met adobe en ze maken gebruik van houten balken. De wanden werden bewerkt tot een glad vlak en dan bij voorkeur beschilderd. Houten balkons deden aantrekkelijk aan. Als de kerk een voorhal bezat fungeerden boomstammen als zuilen. Deze stijl vertoont nog het oudste bouwwerk, dat in de huidige Verenigde Staten bewaard bleef, namelijk het gouverneurspaleis van Santa Fé in New-Mexico. Het dateert uit de eerste decennia van de zeventiende eeuw en de bouwtran* is zo

goed aangepast bij het landschap en het klimaat van de streek, dat hij ook in de moderne architectuur wordt toegepast.

De oude kerk van Acoma is een voorbeeld van deze imposante en solide bouwstijl. Ook de altaren werden uit leem en steenslag vervaardigd, glad gemaakt en bont beschilderd. Later werd de altaaropzet uit hout vervaardigd en ingedeeld in velden, die beschilderd werden met beelden van geliefde heiligen. Een imposant stenen altaar in beschilderd reliëfwerk was oorspronkelijk (in het jaar 1761) geplaatst in de militaire kapel van Santa Fé. Later werd het overgebracht naar de kerk van Cristo Rey, een modern bouwwerk in de oude traditie, en het komt daar voortreffelijk tot

zijn recht.

Om tegemoet te komen aan de fantasie van het eenvoudige volk ging de plaatselijke beeldhouwer, beeldsnijder en beeldschilder bij de vervaardiging van heiligenfiguren vaak de grenzen van het realisme te buiten. Soms geeft een crucifix een Christus te zien, wiens ogen in onbeschrijfelijke doodskramp half gesloten zijn, wiens lippen zich openen voor de laatste zucht en wiens baard met bloed is bevlekt. Van zijn hoofd hangt menselijk haar af - ook in andere koloniën werd dit materiaal gebruikt. Door de accentuatie van het lijden kan het snijwerk een bovenzinnelijke indruk maken; soms doet het zelfs als fetisj aan.

Het als Tejas (Texas) bekende gebied, werd bevolkt door Indiaanse nomaden, die geen architectonische traditie bezaten. In deze streken werden de missiegebouwen uit rode steen gebouwd; de doorgaans vrij onbehouwen kerken werden versierd met een zorgvuldig uitgewerkt portaal en decoraties aan de vensters en deuren. San José, de fraaiste en grootste van de missiekerken van Texas, ligt in de omgeving van de bloeiende moderne stad San Antonio. De stad werd in de achttiende eeuw gesticht als militaire voorpost; in 1768 werd begonnen met de bouw van de kerk. Dat

het zo’n mooie kerk werd was voor een deel te danken aan de nabijheid van Oud-Mexico. Het unieke churriguereske portaal uit steen en stuc doet denken aan de kerken van de grote zilvermijncentra van Oud-Mexico.

Nog verder weg lag Arizona. Daar moesten de inheemsen eerst worden ingewijd in de grondbegrippen van de architectuur. De missiepost San Xavier del Bac, gelegen in een oase aan de rand van de woestijn van Arizona, is uniek door haar vele koepels. Deze missiepost werd gesticht in het begin van de achttiende eeuw en pas aan het einde van de eeuw gewijd, nadat er vele vergrotingen hadden plaats gevonden. Als bouwmateriaal dienden ter plaatse gebakken tegels en leemtegels (adobe). De gevel bestaat uit weelderig beschilderd stucwerk en houten balcons. In het interieur is vastgehouden aan een aantrekkelijke volkse wandschildering-stijl. In diezelfde stijl zijn ook de aartsengelen uitgevoerd op de pendentieven van de middenkoepel. De altaren zijn van gemodelleerde tegels. Imitaties van draperingen, uitgevoerd in stuc, beschilderd en soms verguld, sieren het interieur.

De Califomische missieposten en de enorme landgoederen met hun fruit, groenten, granen en vee, waren van het begin af welvarend. De keten van missieposten, op de gebruikelijke manier onderling een dagreis van elkaar verwijderd, liep naar het noorden door tot de baai van San Francisco. Natuurlijke hindernissen en de Russische pels- en vishandel stonden een verdere expansie in de weg. In de achttiende eeuw was de bevolking van dit gebied nog niet zo dicht, dat er botsingen ontstonden.

De gebouwen waren doorgaans in Barok-stijl; tegen het einde van de achttiende eeuw drong de neoklassicistische golf, die Europa overspoelde, tot in deze verre uithoek door. Een voortreffelijk voorbeeld van deze trant is de missiekerk Santa Barbara. Ze werd in 1786 gesticht, maar door een aardbeving verwoest; de tegenwoordige kerk dateert van het jaar 1814. De gevel imiteert een ontwerp uit Vitruvius’ ’De architectura’; de oude Spaanse uitgave van dit boek is nog steeds te zien in de bibliotheek van de missiepost. De façade is van klassieke schoonheid; de muren, op verschillende plaatsen 2 m dik, worden door stenen steunberen beschermd tegen eventuele aardschokken en door twee dikke torens op de hoeken. In de betrekkelijke veiligheid en zelfs luxe van de late achttiende eeuw ontplooiden de grote farms, waarvan sommige uitzicht hadden op de blauwe wateen van de Stille Zuidzee en andere op de groene zee van de Sierra-wouden, een opmerkelijke Rococopracht, zeer tot verbazing van de bezoeker.

Mexico’s onafhankelijkheid sneed de levensdraad door van de missiegebieden, die vanuit Spanje werden bestuurd. Enkele gebieden trachtten zich een tijdlang onafhankelijk te handhaven. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw stelde de regering van de Verenigde Staten een eigen bestuursvorm in, al werden enkele van deze landen pas in 1912 als staten in de Unie opgenomen. De groeiende belangstelling voor het historisch verleden leidde er toe, dat de nog bestaande bouwwerken uit de Spaanse koloniale tijd werden geconserveerd, met steun van de Unie en/of van de betreffende staat.

door Prof. Dr. Pal Kelemen.