Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Ibero-Amerikaans – koloniale kunst – architectuur - vestingen

betekenis & definitie

DE IBERO-AMERIKAANSE KOLONIALE KUNST: ARCHITECTUUR: VESTINGBOUW

De militaire bescherming van de koloniën en de bescherming van de handel waren in hoge mate afhankelijk van de havens en de verdedigingswerken. Aan de Atlantische en aan de Stille Oceaan bevonden zich havens, waar de Spaanse of Portugese vloten konden binnenlopen. De meeste waren vrijwel naar hetzelfde plan ontworpen; naar de kant van de zee hadden ze muren die voorzien waren van steunberen en ronde wachttorens. Deze vormden het hart van het verdedigingssysteem; verder omvatte het dikke muren, ophaalbruggen, torens, uitkijkposten, onderaardse gangen en kerkers. Een van de vroegste en meest imposante vestingen was de burcht Moro op Cuba; zelfs de ruïnen zijn nog steeds indrukwekkend. Op andere eilanden, bijvoorbeeld Puerto Rico, zijn soortgelijke vestingen gedeeltelijk bewaard gebleven. Op het vasteland was Vera Cruz in Mexico de overslaghaven voor de Philippijnen; Portobelo op de landengte van Panama was belangrijk als overslaghaven voor de kostbare ertsen van Bolivia en Peru; Cartagena in Columbia was de poort naar het

grootste deel van Zuid-Amerika. Al deze havens lagen langs de rechtstreekse route van de Spaanse vloten en ze werden regelmatig aangedaan.

Aan de kust van de Stille Zuidzee was het belangrijkst Callao, de haven van Lima. Hierheen kwamen de muildieren van de Andes; hun baren goud en zilver werden op de losplaatsen afgeleverd om dan te worden overgebracht in de galjoenen en naar Panama te worden verscheept. Acapulco, ongeveer 435 km van de Mexicaanse hoofdstad, was de meest aangewezen plek aan de rotsige kustlijn van Mexico voor een haven aan de Stille Zuidzee; de stad had omvangrijke havenverdedigingswerken. Voor de galjoenen, die de jaarlijkse opbrengst van de Philippijnen van Manilla aanvoerden, was Acapulco de natuurlijke overslaghaven. De aankomst van de vloot en van de handelaars en muildierdrijvers, die haar opwachtten, bracht drukte en bedrijvigheid. Voor het overige leidde de stad het grootste deel van het jaar een slapend bestaan.

door Prof. Dr. Pal Kelemen.