Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Holland – barok – zeventiende eeuw - prentkunst

betekenis & definitie

HOLLAND IN DE ZEVENTIENDE EEUW: PRENTKUNST

Behalve schilderijen van alle genres: portret, groepsportret, schuttersstuk, landschap, Bijbelse onderwerpen en stillevens, heeft Rembrandt ook veel grafisch werk vervaardigd: tekeningen met pen èn inkt of met krijt. Hij was een van de grootmeesters der etskunst, een kunst die in het zeventiende-eeuwse Holland met weergaloze virtuositeit beoefend werd. Rembrandts etsen zijn openbaringen van het licht in al zijn mysterieuze macht en kracht. In zijn Bijbelse etsen concentreert het licht zich op Christus; het daalt op Hem neer en straalt van Hem uit. (De ’Honderdguldensprent’, vervaardigd in 1649, Christus temidden van de schare). Een merkwaardige tegenstelling met dit grote blad vormt een klein minutieus uitgewerkt prentje als ’De schelp’ uit dezelfde periode (1650).

Niet alleen Rembrandt, maar ook andere grote zeventiendeeeuwse Nederlandse schilders hebben de etsnaald gehanteerd, o.a. Jan van Goyen, Paulus Potter, Adriaen van Ostade, Cornelis Bega, Jacob van Ruysdael. Een nabloei beleefde de Nederlandse prentkunst in de periode van 1660-1720 in het oeuvre van Jan Luyken, de dichter-schrijver-etser (1649-1712). Bij zijn stichtelijke en moraliserende verzen vervaardigde hij zelf illustrerende etsen, in een overwegend vertellende stijl. Maria Sibylla Merian (1647-1717) maakte tekeningen en gravures van bloemen, vruchten en insekten.

Wat betreft de thema’s en de vormen is de interessenkring van de Hollandse schilderkunst en prentkunst wijd gespannen. Alle genres en hun vertegenwoordigers

hebben echter met elkander gemeen een stijl, die totaal verschilt van de gelijktijdige Vlaamse kunst. Ze geven uitgesproken werkelijkheidschildering en zuiver picturaal georiënteerde schilderkunst, terwijl de Vlaamse meesters, door hun opdrachtgevers in een andere richting gedreven, het bijna altijd meer in het pathetische en ideële hebben gezocht.

door Prof. Dr. M. Wackernagel.