Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Byzantium - Byzantijnse kunstnijverheid –ivoorsnijwerk

betekenis & definitie

BYZANTIJNSE KUNSTNIJVERHEID: IVOORSNIJWERK

De wijde verbreiding van het Byzantijnse ivoorsnijwerk wortelt eveneens in de laat-antieke en oudchristelijke traditie. Voor de voorstellingen van religieuze inhoud, hoofdzakelijk huisaltaren, werd de vorm van diptycha of triptycha gekozen en de consu¬laire diptycha of oudchristelijke lipsanothecae zijn daarvoor het uitgangspunt geweest. Een nieuw genre vormen de Byzantijnse ivoren kistjes, die pro¬fane voorstellingen vertonen (Verolikistje, Londen, South Kensington Museum; Florence, Museo Nationale). De kistjes met profane voorstellingen van mythologische inhoud zijn sterk anti- kwiserend en zouden kunnen zijn ontstaan omstreeks de overgang van de negende eeuw naar de tiende.

Tot de fraaiste ivoorsnijwerken behoren de diptycha, triptycha of boekbanden. Ze staan dichterbij de monumentale Byzantijnse kunst dan de ivoren kistjes. De vorm van dit ivoorsnijwerk is verschillend. Nu eens zijn het vrij grote vleugelaltaartjes met een deësis in het midden, dan weer meer bescheiden werkjes met een staande of tronende Maria of een kruisiging van Christus. Helaas konden deze ivoorsnijwerken nog steeds niet met zekerheid worden gedateerd. Een antikwiserend karakter heeft het triptychon met de deësisvoorstelling en apostelen (met inscriptie van Constantijn) uit het Palazzo Venezia in Rome en een stijlverwant reliquarium, waar¬van het ontstaan zou kunnen vallen in de tijd van Nikephoros II Phokas (963-969).

Andere ivoorsnijwerken vertonen een sterke gewadenstilering. Stilistisch groeperen ze zich rondom het triptychon van Harba- ville (Parijs, Louvre), dat tot de fraaiste werken behoort van dit genre. Het ivoor met de voorstelling van een kroning van het keizerpaar Romanos IV en Eudokia (1068-1071) (Parijs, Cabinet des Médailles) lijkt sterk op het triptychon van Harbaville, al zijn dan het gelaat van Christus en de plooivorming nog niet geheel vrij van de stijl van de tiende eeuw.

De naastbijliggende stijlparallellen met Harbaville vormen de apostelvoorstellingen in Venetië, Wenen en Dresden, een Madonna van de verzameling Spitzer, Parijs, en de Madonna van het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. Het triptychon met de kruisiging van het Cabinet des Médailles in Parijs en dat in het Kaiser Friedrich-Museum in Berlijn vertonen een vervlakking van het reliëf en een abstracte plooienbehandeling, die schij¬nen te wijzen op het einde van de elfde eeuw.

Een zekere vergroving is te bespeuren in het ivoorsnijwerk van de twaalfde eeuw (zittende en staande Moeder Gods van de collectie Stroganov, Rome). De ontwikkeling loopt uit op werken met een vlakker reliëf, maar met sterke licht- en schaduweffecten, en met tendenties tot verruimtelijking, die wijzen op westerse in¬vloeden, als bijvoorbeeld het ivoorpaneel met de tronende Christus in Ravenna (dertiende tot veertiende eeuw).

door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.