DE BYZANTIJNSE KUNST IN OOST-EUROPA:
DE ARCHITECTUUR VAN KIEV, NOVGOROD EN MOSKOU
De hoofdstad van het rijk Kiev vormt het middelpunt van de penetratie der Byzantijnse kunst in oost-Europa, welke in de tiende eeuw plaatsvond. Hier ontstaan de belangrijkste bouw¬werken, kathedralen, paleizen en vestingwerken naar Byzantijnse voorbeelden. Zelfs namen als Sophiakerk, Lavra van het Kievse Grottenklooster, Gouden Poort, die werden ontleend aan de bouwwerken van Constantinopel, vormen een bevestiging van de opvatting der tijdgenoten, dat Kiev een concurrente van Constantinopel is geweest en het fraaiste sieraad van Griekenland (aemula sceptri Constantinopolitani et clarissimus decus Graeciae).
De architectuur van Kiev, en later van geheel oost-Europa, wordt overheerst door de drie- en vijfschepige kruiskoepelkerk, dus door de schepping van de midden-Byzantijnse architectuur. Het schijnt dat de eenvoudige drieschepige kruiskoepelkerk in Kiev het eerst vaste voet heeft gekregen, namelijk in de zogenaamde Zehentkerk (989-996), waarvan alleen de fundamenten zijn bewaard gebleven. Voor de bouw werden Byzantijnse architecten uit Constantinopel gehaald. Ook het interieur van het ge¬bouw stemde overeen met de illusionistische ruimte-architectuur van Constantinopel; van binnen was de kerk bekleed met marme¬ren platen en versierd met wandschilderingen.
De kathedraal van de hoofdstad Kiev, de Sophiakerk (1017) werd eveneens door Byzantijnse bouwmeesters gebouwd, naar het voorbeeld van de Nea van Basilius I. Ze is de eerste vijfschepige kruiskoepelkerk in oost-Europa. Haar afhankelijkheid van de Nea blijkt niet alleen uit beschrijvingen, maar ook uit de overeenkomst van de plattegrond van de Sophiakerk met die van de noordkerk der Fenari-Issa-Djami. Het verschil met de kerk uit Constantinopel ligt in de meer ontwikkelde westpartij, in de strak¬kere doorvoering van de ruimtevorm en in een meervoudige overkoepeling van de hoekruimten. Gezien de verwantschap met bouwwerken uit Constantinopel mist de afleiding van de Sophia¬kerk in Kiev van de kathedraal in Mokvi (Abchasië) iedere grond. In de buitenvorm van de apsiden, die verlevendigt worden door een rij boven elkaar geplaatste nissen, zijn eveneens invloeden uit Constantinopel te bespeuren (Molla-Gurani-Djami). Voor het overige is het gehele exterieur van de Sophiakerk in de zeven¬tiende eeuw in barokke trant verbouwd, waardoor het oorspron¬kelijk aanzien sterk gewijzigd is. De fraaie open buitengalerijen zijn dichtgemetseld. Ook in de interieursversiering sluit de Sophiakerk aan bij het nieuwe Constantinopelse versieringssysteem van de Nea. In de tweede wereldoorlog werd deze oudste kerk van Kiev grotendeels verwoest. Bij opgravingen zijn nog twee andere vijfschepige kerken uit Kiev blootgelegd, namelijk de Georgiuskerk en de Irenekerk.
De vroege architectuur van Novgorod sluit veel nauwer aan bij de Byzantijns beïnvloede bouwkunst van het rijk van Kiev, maar in de architectuur van het vorstendom Vladimir komt ze stilistisch de Byzantijns-romaanse architectuur nabij, zoals die zich had verbreid in het Galicisch-Wolhynische vorstendom. De stijl van deze meest typische bouwkunst van noord-Rusland is te volgen aan de hand van een aantal tot de Tweede Wereldoorlog goed bewaard gebleven kerken, namelijk de vroege kathedraal van Perejaslav (1152-1157), de meest monumentale schepping, de Koimesiskathedraal in Vladimir (1158-1161), die tussen 1183 en 1189 tot een vijfschepige kerk werd vergroot, de kleine fraaie Maria-Schutsvrouwe-kerk aan de rivier Nerlj (1165-1166) en de late Demetriuskathedraal in Vladimir (1194-1197). Helaas heeft ook aan deze architectuur de laatste wereldoorlog grote schade toegebracht.
De ruimtevormgeving van de drie- en vijfschepige kerken der Vladimir-Susdalische architectuur is beïnvloed door de Byzan¬tijnse kerken van het Kievse rijk. De kathedraal in Perejaslav kan worden afgeleid uit kleinere kerken met één koepel en rechthoe¬kig grondvlak, zoals de kerk boven de poort van het Kievse Grot¬tenklooster; de iets plompere ruimtevorm met massale pijlers en nauwe omgangen is de voortzetting van provinciale kerkgebouwen: de monumentale Koimesiskerk te Vladimir en de Sophiakerk in Kiev. Fundamenteel verschillend is evenwel de geleding van de buitenwanden, tamboeren, portalen en vensters. In de Byzantijnse architectuur wordt de wand vlak en ongeleed gelaten of kleurig vervluchtigd, in de Susdaler architectuur daarentegen is er een strenge plastische geleding van de buitenmuren door halfronde schalken. Ze kunnen, zoals bij de apsiden, uit een boogfries en op consoles rustend zuiltje bestaan, maar ook uitlopen in de boogwelvingen van de ronde dakafsluitingen. Even streng zijn de koepeltamboeren geleed (Maria-Schutsvrouwe-kerk aan de rivier Nerj, Demetriuskathedraal in Vladimir). Boogfriezen zijn ter halve hoogte aangebracht op de buitenwanden. In tegen¬stelling tot de uit de muur gesneden vensters en portalen zijn deze voorzien van ronde welvingen, terugwijkende bekledingen en ronde archivolten. Een essentieel onderscheid met de kerken van het zuiden in baksteentechniek vormt de zuivere steenblokken- bouw die alleen al door de lapidaire vormentaal een harde indruk maakt.
De nieuwe vormenwereld komt niet uit Byzantium, maar uit het Westen. Een romaanse wandgeleding wordt aangebracht op de Byzantijnse bouwkern en de kristallijne blokmatigheid van de Byzantijnse bouwwerken krijgt daardoor een nieuwe, streng plastisch-geledende vorm. Monumentaal is het samenvloeien van Byzantijnse ruimtekunst en romaanse geleding in de Koimesis- kerk in Vladimir. Ook een nieuw verticalisme komt op, dat het zware massale blokeffect breekt door parallel lopende schalken. Aangenomen mag worden, dat aan deze bouwwerken bouwmees¬ters uit de Galicisch-Wolhynische bouwschool hebben gewerkt; ze hebben de Romaanse vormenwereld ver naar het noorden van Rusland overgebracht. In het laatste belangrijke bouwwerk van deze richting, de Demetriuskathedraal in Vladimir, wordt de strenge romaanse wandgeleding vervaagd door een dicht net van vlakmatige ornamenten, dat de wanden bedekt.
Een verdere ontbinding van het Byzantijnse grondsysteem vormt de Novgorodse architectuur van de dertiende tot veertiende eeuw. Een nieuwe stijl kondigt zich aan in de gebouwen van de Nicolaaskerk in Lipno (1292) en in de twee belangrijkste bouwwerken van de veertiende eeuw, de kerk Theodorus Stratelates (1361) en de Transfiguratiekerk (1374). Ook hier wordt het blokmatige exterieur van een Byzantijns bouwwerk gewijzigd. De ruimtevorm van een vereenvoudigde kruiskoepelkerk (met slechts één apsis en één koepel) blijft be¬staan. Fundamenteel anders evenwel is de vormgeving naar buiten. Het blokmatig-kubische effect gaat te loor door vier frontachtige façaden, van aflopende zadeldaken voorzien. Geen ronde afsluitingen, maar puntige geveldaken bepalen het exterieur. Er komen dus verticale ontbindingstendenties op, die herinneren aan gotische geveldaken. (Theodoros Stratelates-kerk en Transfiguratiekathedraal in Novgorod). De wand wordt niet vlak ge¬laten, meer plastisch geleed, gotische spitsboogvormen komen voor.
De laatste schrede naar het los maken van de kubische geslotenheid van een Byzantijnse kerk wordt gedaan in de vroeg-Moscovische architectuur. Twee bouwwerken staan aan de spits van dit overgangsproces, de Koimesiskathedraal in Svenigorod (1399) en het Savvaklooster (1405), eveneens in Svenigorod. In de Koimesiskathedraal zijn in de plastische geleding van de wanden en portalen door halfronde schalken invloeden te bespeuren van de Vladimir- Susdalische architectuur. In de kielboog van de portalen en de niet meer aanwezige kielboogachtige wandafsluitingen treden vernieuwingen aan de dag, die voor de verdere ontplooiing van de Moskouse architectuur van beslissende bete¬kenis zijn geweest. Daarentegen is de strenge plastische profilering van de romaanse vormentaal, anders dan in Vladimir-Susdal, veel weker; de boog- fries, die rondomlopend de wanden versiert, is veranderd in een vlakke decoratieve sierlijst. Doorslaggevend echter zijn de kiel-ogen van de wandafsluitingen. De afronding van de blokmatige massa is naar boven toe afgebroken en heeft verticale krachten losgemaakt, die tot ontbinding voerden van de gesloten, in zich¬zelf rustende, statische Byzantijnse architectuur. Ook de koepel begint zich door een uivorm aan deze tendenties aan te passen. Volledig ontwikkelt zich dit systeem in de kerk van het Savva- klooster in Svenigorod en in de Drievuldigheidskerk van het Sergiusklooster in Moskou (1422-1423).
Het Savvaklooster heeft een systeem van onderverdeelde gewel¬ven. De tongewelven worden trapsgewijs hoger in de richting van de middenkoepel. Er is een concentrische verhoging van gewel¬ven rondom de koepel. Dus ook van de binnenruimten maken de omhoog strevende tendenties zich meester, waardoor de harmo¬nie der verhoudingen van de Byzantijnse ruimtevorm te loor gaat. In het exterieur van de kerken werkt deze nieuwe ruimtevorm- geving door. De boven elkaar geplaatste onderwandafsluitingen komen voor in kielboogachtige wandafsluitingen zonder enige tectonische wetmatigheid en ze omgeven de koepel van alle kanten, in verscheidene zones boven elkaar geplaatst. Deze kielboog- achtige tonafsluitingen, die in Rusland ’kokosniki’ genoemd wor¬den, doorbreken het statische effect van de Byzantijnse bouw¬kunst en maken nieuwe krachten los, die voor de gehele latere ontwikkeling van de Moskouse architectuur van beslissende be¬tekenis zijn geweest. Deze nieuwe bouwvorm manifesteert zich enigszins aarzelend, naar buiten gemaskeerd, in de Drievuldig- heidskerk van het Sergiusklooster in Moskou, in de Annunciatie- kathedraal van het Kremlin (1484-1490) en in het Therapontos- klooster (1490).
door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.