Duits opleidingsinstituut voor bouwkunde te Weimar door Walter Gropius opgericht in 1919, met het doel de verschillende kunsten bijeen te brengen tot een ’Einheitskunstwerk’. Ten grondslag hieraan moest liggen het ’bouwen’.
Evenals in de Middeleeuwen moesten de verschillende kunsten zich dus ontwikkelen onder het primaat van de architectuur volgens een duidelijk omschreven stijlprogram dat zich richtte op de ruimte als geheel. Het kunstwerk dat aan de ruimte afbreuk deed, was bij voorbaat uitgesloten. In 1925 werd het instituut verplaatst naar Dessau, waar het werd gevestigd in het door Walter Gropius ontworpen Bauhaus. In 1928 werd Gropius opgevolgd door Hannes Meyer en Mies van der Rohe. In 1933 moest het Bauhaus op last van de Nazi’s worden gesloten.Het Bauhaus heeft zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog grote invloed gehad. Belangrijke vertegenwoordigers van de moderne kunst als Feininger, Marck, Klee, Schlemmer, Kandinsky, Moholy-Nagy hadden via het Bauhaus grote invloed op de ontwikkeling van de kunst in West-Europa en Amerika, zie twintigste eeuw – eerste helft – bouwkunst - Duitsland.