Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

barok – Italië – zestiende eeuw - schilderkunst

betekenis & definitie

DE BAROK IN ITALIË:

VOORFASEN EN VROEGE BAROK IN DE ZESTIENDE EEUW: SCHILDERKUNST

Wie wil nagaan in hoeverre de zestiende-eeuwse schilderkunst vooruitloopt op de vroege Barok dient terug te gaan tot de periode omstreeks 1530, waarin het late werk valt van Correggio. Ook kan worden verwezen naar Federigo Barocci uit Urbino (1535-1612), die door zijn biograaf Schmarsow zelfs de ’vader’ is genoemd van de Barok-schilderkunst. Vooral in Venetië, waar het maniërisme niet bijster was ’aangeslagen’, is althans bij de toonaangevende meesters van na het midden der eeuw veel te vinden, dat min of meer Barok aandoet, bijvoorbeeld in het werk uit Titiaans laatste perioden. De dramatische dynamiek van de compositie is kentekenend voor de vroege Barok van Titiaan, die in de loop der vijftiger jaren en daarna tot steeds markanter ontwikkeling kwam. Een vergelijking tussen uitwerkingen van hetzelfde thema uit de vroege en de late periode maakt dat duidelijk, bijvoorbeeld van de Annunciatieschilderijen van 1556 (in Napels) en 1565 (in de Salutekerk in Venetië) met vroegere voorstellingen van de Maria-boodschap. In Titiaans late tijd hebben nieuwe middelen (als de magie van de picturaal versterkte lichtval, de licht-donker-effecten en de accentuatie van het extatische) een functie, zoals te zien is bij vergelijking ’De marteldood van Laurentius’ van 1550 met de nieuwe versie van dit thema uit 1565.

Het is niet toevallig, dat de overgang van Titiaans schilderkunst naar deze vroeg-Barokke fase samenvalt met het eerste werk van eigen stempel van zijn belangrijk jongere collega-schilder in Venetië, Jacopo Robusti, genaamd Tintoretto (1518-1594). Ook Tintoretto komt in de jaren omstreeks 1550 en daarna in een voortgaande ontwikkeling tot een steeds scherper en gedurfder en zelfs uitgesproken barokke compositie- en expressietrant. Van de schilderijen, die hij voor de Scuola di S. Marco in 1562 uitvoerde met als thema de legende van de stadspatroon, dient allereerst te worden genoemd het vinden van het lijk in een kerkgewelf (Brera). Als essentiële kenmerken van de eerste rijpe tijd van Tintoretto zijn daarin reeds waar te nemen: de suggestieve ruimtelijke perspectieven, de stemmingsvolle mysterieuze lichtval en de hartstochtelijke pathetiek der gebaren. Na het midden van de zestiger jaren begint het omvangrijke werk van Tintoretto voor de Scuola di S. Rocco. Wat hij hier in de loop van bijna twee decennia heeft geschilderd, de omvangrijke reeks schilderijen die wij nog zien in de oorspronkelijke ruimte en omlijsting - niet in ontwortelde museumconservatie - mag worden beschouwd als een eigenlijk kernstuk van Tintoretto’s levenswerk. Het omvat, vooral in de gedeelten die het laatst (1577-1584) tot stand kwamen, veel van de meest interessante trekken uit deze late tijd van de meester, en het verrast door de dikwijls uiterst originele enscènering van de uitgebeelde gebeurtenissen, door de rijkdom van de ruimtelijke omlijsting en de fraaie landschapachtergronden, en ook door de over het algemeen typisch picturale uitbeeldingstrant.

Van de verschillende opdrachten, die Tintoretto in het Dogenpaleis moest vervullen, is het reusachtige schilderij van het ’Paradijs’ in de grote raadszaal met de talloze sterk bewogen figuren pas tussen 1588-1591 uitgevoerd, blijkbaar slechts gedeeltelijk door de schilder eigenhandig. Juist onder de allerlaatste schilderijen zijn er enkele werkstukken, die zelfs boven de beste in de Scuola di S. Rocco uitkomen, in volkomen nieuwe trant. Bijvoorbeeld het Avondmaal in de S. Giorgio, dat in de weergave van het bovenzinnelijke, het transcendentale, een uiterste bereikt van visionaire veraanschouwelijking van geloofsmysteries. Kort voor zijn levenseinde getuigt de meester nog eenmaal van zijn hartstochtelijke vroomheid, die in vele wonderuitbeeldingen reeds eerder tot uitdrukking was gekomen. In dit opzicht blijkt hij een typische representant van de nieuwe geesteshouding der Contra-reformatie.

Ook de fascinerende portretten van Tintoretto verdienen aandacht. Het zijn voornamelijk beeltenissen van gerijpte mannen uit de Venetiaanse aristocratie; fysiognomieën van onvergetelijke levendigheid en geconcentreerde expressie. Opmerkelijk is het, dat de derde grote tijdgenoot, Paolo Veronese, in tegenstelling tot Tintoretto en Titiaan tot aan zijn dood (1588) heeft vastgehouden aan de traditionele Venetiaanse late Renaissancestijl.

Het is niet verwonderlijk, dat in Florence, het middelpunt van het radicale maniërisme, pas na 1600 vroeg-barokke verschijnselen optreden. Het zijn de late werken van Bernardino Poccetti (1542-1617), o.a. de na 1602 geschilderde taferelen uit het leven van Antonius in de kruisgang van de San Marco. Nog opmerkelijker en progressiever is het werk van de originele Giovanni da San Giovanni (1592-1636), wiens fris realistische avondmaalsfresco in het refectorium van de Badia in Fiesole genoemd dient te worden, alsook het coloristisch verrassende genretafereel van een kunstenaarsmaaltijd (Pittimuseum). Dit laatste stuk vereeuwigt tevens het type van de jonge schilder uit de tijd van Giovanni.

door Prof. Dr. M. Wackernagel.