Gepubliceerd op 11-11-2021

zoon

betekenis & definitie

m. zonen of zoons, zoontje (1 jongen, knaap, met betrekking tot de ouders; kind van het mannelijk geslacht; 2 afstammeling; 3 volgeling; leerling):

1 Filips II, de zoon van Karel V; vijf meisjes en geen zoon; de énige zoon; als aanspr. verg. Vader: mijn zoon, wees bedaard; de Zoon des mensen, Christus; hij is de zoon van zijn vader, verloochent zijn afkomst niet (in zijn daden enz.);
2 de zonen Israëls, een zoon van Abraham; fig. Neerlands zonen, de Nederlanders;
3 zonen van Apollo, dichters enz.; zie M u z e n z o o n; zonen van Neptunus, zeelieden, die de linie gepasseerd hebben enz.;

zie V e r l o r e n Z o o n.