won, h. gewonnen (verkrijgen; iets bekomen; verdienen, voordeel behalen, door koop, verkoop, wedden, spelen enz.): zijn brood winnen, verdienen; een prijs winnen, behalen; een veldslag winnen; de bijen winnen honig, verzamelen; de weddingschap, 2 gld. winnen; iem. voor zich, de goede zaak (weten te) winnen, tot zijn partij enz. overhalen; het (glansrijk) van iem. winnen, a) de weddenschap winnen, b) zijn meerderheid tonen; in (of: aan) duidelijkheid winnen, helderder worden; op iem. winnen; terrein (op iem.) winnen, iem. inhalen, fig. vooruit komen; daar win je niets bij, daar heb je geen voordeel bij; hij wint bij nadere kennismaking, hij maakt een gunstiger indruk; hij heeft vijf kilo gewonnen, is dikker geworden; zegsw. zo gewonnen, zo geronnen, wat met weinig moeite of oneerlijk verkregen wordt, blijft niet lang in iems. bezit.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk