I. o. wakken; open plek, zwakke plaats in het ijs: hij viel door het wak en schoot onder het ijs.
II. bn.; wakker, -st; vochtig: ’t is wak weer, regenachtig, nevelachtig, onvast, druilig.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
I. o. wakken; open plek, zwakke plaats in het ijs: hij viel door het wak en schoot onder het ijs.
II. bn.; wakker, -st; vochtig: ’t is wak weer, regenachtig, nevelachtig, onvast, druilig.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.