Gepubliceerd op 11-11-2021

waaien

betekenis & definitie

waaide (woei), heeft gewaaid:

1. van de wind: blazen; wind veroorzaken: erg, hard waaien; het waait;
2. door de wind in beweging gebracht zijn: het waaiende doek; het fruit waaide van de bomen, viel af door de wind; zegsw. met alle winden waaien, zich telkens bij de bovendrijvende partij aansluiten; laat (de boel) maar waaien, iets maar laten waaien, van zich zetten, laten gaan, zoals het wil; laat hem maar waaien, laat hem maar lopen; refl. zich waaien, zich met een waaier koelte toewuiven.