Gepubliceerd op 11-11-2021

vormen

betekenis & definitie

I. vormde, heeft gevormd; van vorm afgeleid of van Lat. formare:

1. een gedaante hebben van: de wegen in dit bos vormen een ster;
2. een gedaante geven; ook: vervaardigen, maken: de leerlingen gaan een kring vormen; een beeld uit pleister vormen;
3. door vorm, gedaante, plaats iets zijn: dit riviertje vormt hier de grens; die troepen vormen de achterhoede; een onderdeel vormen van;
4. opvoeden, ontwikkelen, beschaven: iem. tot een nuttig lid der maatschappij vormen; iems. smaak vormen; goede gezelschappen werken vormend; refl. zo vormen zich dwaalbegrippen, ontstaan.

II. vor'men, vormde, heeft gevormd; (Lat. firmare = bevestigen): R.-K. het vormsel toedienen: de bisschop zal de kinderen vormen.