Gepubliceerd op 11-11-2021

voorop

betekenis & definitie

1. bw.; aan de voorzijde van iets: op het trambalkon stond hij voorop; de knaap sprong er voor' op, b.v. op een kar;

2. voorop', bw.; aan de voorzij, vooraf: voorop vormt met w.w. scheidb. samenst., de leden der onbep. wijs (behalve met te) en van het volt. deelw. worden aaneengeschreven: voorop'gaan, voorop'rijden, b.v. om voorop te gaan; hij is voorop' gegaan; zie Opm. bij achterop.

< >