Gepubliceerd op 11-11-2021

voorkomen

betekenis & definitie

I. kwam voor, is voorgekomen: 1. naar voren komen: een taxi laten voorkomen; kom eens voor (winkel);

2. vóór den rechter, de rechtbank komen: hij moet voorkomen, verschijnen voor den rechter; de zaak zal morgen behandeld worden;
3. vóór iem. komen, iem. vooruit komen: bij een wedren iem. voorkomen; (in school) ik laat Jan niet voorkomen, hoger rangnummer behalen;
4. gebeuren, geschieden: zo iets komt meer, vaak voor;
5. lijken, toeschijnen: dat komt mij vreemd, verdacht voor; ze willen het laten voorkomen alsof;

II. o.; uiterlijk: iem. van een gunstig voorkomen; hij had het voorkomen van een muzikant of een artist;

III. voorko'men, voorkwam', heeft voorko'men; vlugger zijn dan; beletten: wij zullen dat voorkomen, verhoeden; iems. wensen voorkomen; hij voorkwam mij.