Gepubliceerd op 11-11-2021

volk

betekenis & definitie

o. volken of volkeren, inz. in bet. 1 (1 natie, bewoners v. een zelfde land; mensengroep, die dezelfde taal, zeden, gewoonten hebben, [van dezelfde afstamming zijn]; bij verg. van bijen; 2 klanten, kopers; 3 lagere standen inz. arbeidende klasse; 4 mensen[menigte]; 5 arbeiders):

1. het Franse volk; het volk Gods, (Bijbel) de Israëlieten; een zoon van het oude volk, een Israëliet; de imker wintert zijn volk in;
2. er is volk;
3. het vertrapte volk; alles vóór, niets door het volk; een vrouw uit het volk; onder het volk;
4. wat was er een volk op de been;
5. die fabrikant heeft veel volk in ‘t werk; nog: dat is lastig volk, het zijn lastige lui; het jonge volkje, kinderen; zie krijgsvolk enz.