verhief, h. verheven (omhoog doen gaan, omhoogheffen): zijn stem tegen iets verheffen, a) luider gaan spreken, b) tegen iets opkomen, protesteren; tot een waardigheid, in de adelstand verheffen, bevorderen; een getal tot een macht verheffen, brengen; refl. zich verheffen (1 omhoog rijzen; 2 van wind, koorts: toenemen):
1 daar verheffen zich de hoge Alpen; fig. zich boven het middelmatige verheffen, meer dan middelmatig zijn; zich verheffen op zijn afkomst, trots zijn op; wie zich verheft, zal vernederd worden;
2 de wind verhief zich.