Gepubliceerd op 11-11-2021

uil

betekenis & definitie

m. uilen, uiltje (1 mv. nachtroofvogelfamilie met verschillende geslachten, Lat. striges; 2 familie van [schemerings]vlinders; Lat. noctuidae; 3 domkop; 4 Z.-N. engelenbak):

1. er zijn kerk-, steenuilen; spreekw. elk meent zijn uil een valk te zijn, ieder houdt het zijne (zijn werk, zijn kind enz.) voor iets voortreffelijks; bij de Grieken was de uil het symbool der wijsheid, de vogel van Pallas Athene (Minerva); in Athene, beroemd om haar wijsgeren en kunstenaars, vereerde men de uil, vandaar: uilen naar Athene dragen, nodeloos werk doen; verg. balk, water; bij ons is de uil het beeld der domheid;
2. er zijn o. a. grasuilen en rietuilen;
3. wat een uil!
4. Z.-N. rumoer op de(n) uil.