Gepubliceerd op 11-11-2021

trein

betekenis & definitie

m. -en, treintje; Fr. train (v. Lat. trahere = trekken):

1. rij, sleep, gevolg: een lange trein van pelgrims; een trein van bedienden;
2. mil. stukken geschut enz. en de bedienende manschappen; ook: legertros: een artillerietrein; een pontontrein, pontonstukken met de pontonniers; een hospitaaltrein;
3. reeks van wagens, voortgetrokken door een locomotief: een personen-, goederen-, boemel-, snel-, D-, bliksemtrein.