Gepubliceerd op 11-11-2021

toe

betekenis & definitie

bw. (1 in de richting naar; 2 tot aan een

grens, meestal versterking van tot; 3 tegemoet, tegen; 4 dicht, meestal elliptisch; 5 een versterkende, voortzettende beweging te kennen gevend; 6 aansporing te kennen gevende):

1. ergens naar toe gaan;
2. tot nu toe; tot daar toe;
3. hij kwam naar mij toe; dat lacht mij toe;
4. doe die deur toe; in bijv. gebruik: een toeë deur, een toeë auto, gesloten; verder in samenst. met zn.: een toekachel (tegenstell. van open haard), een toebeurs;
5. klets maar toe, dacht ik;
6. toe, vooruit! in scheidbare samenst. o. a. met de bet. van a) dicht, b) in de richting van; zie toebakeren, toevoeren enz.; de vd. worden aaneen geschreven: toegebakerd enz.

< >