bn., bw.;
1. min of meer loodrecht recht naar boven, recht naar beneden: een steile bergwand, een steile kust, een steile trap; een steile afgrond, een steile diepte; het ging steil naar beneden;
2. fig. niet meegaand, star, vasthoudend; die man heeft op het stuk van godsdienst steile begrippen; dat is steile rechtzinnigheid; nog: een steile wind, stijf, scherp.