Gepubliceerd op 11-11-2021

steen

betekenis & definitie

I. o.; wordt steen meer als een verzamelende stofn. opgevat, dan is steen v., (z.3);

1. harde delfstof, die niet smeed- of brandbaar is en in water niet oplost, min of meer abstract opgevat: zo hard als steen, allerlei steen haalt men uit de groeven; fig.

een hart hebben van steen, erg gevoelloos zijn, geen medelijden kennen;

2. naam van een stenen gebouw, inz. kasteel (versterkt): het Steen te Antwerpen, vroeger gevangenis, thans museum; verg. Loevestein, IJselstein;

II. m. stenen, steentje;

1. stuk steen; naam van allerlei voorwerpen van steen gemaakt, uit steen gehouwen enz.: met stenen gooien; een gootsteen, een grafsteen; zie zerk; een hoeksteen, een molensteen, een slijpsteen, straatsteen; de stenen, nodig voor de verschillende kleuren ener kaart; de lithographische steen, nl. het stuk fijne kalksteen, waarop de tekening enz. eerst wordt overgebracht; op steen tekenen, graveren; zegsw. de eerste steen leggen van een gebouw, de bouw beginnen; de ene steen zal op de andere niet blijven, alles zal verwoest. het onderstboven gekeerd worden; het zal niet gebeuren, al zou (of: komt) de onderste steen boven komen, al zou alles omgekeerd worden; de steen der wijzen zoeken, het middel om goud te maken, waarnaar alchimisten tevergeefs zochten; fig. de oplossing van iets onmogelijks; de steen menen gevonden te hebben, fig. zich blij maken met een dode mus; de eerste steen op iem. werpen, als eerste aanklager het recht hebben bij de steniging de eerste steen te mogen werpen, Joh. 8 : 7; steen en been klagen, zeer luid, zeer heftig (oorspr. klagen aan de stenen beelden en de gebeenten van heiligen); een steen met een brief er aan, daar het brievenport te duur was, stuurde men een steen, waarvan het versturen goedkoper was en voegde er een brief bij; Z.-N. stenen vriezen, hard; zie ook aanstoot, hart;
2. naam van voorwerpen, die oorspr. van steen waren: een dobbelsteen, een dominosteen, een damsteen;
3. kern van sommige vruchten: de steen van een abrikoos, perzik, pruim, kers;
4. dat, wat aan een steen doet denken; een min of meer steenachtig voorwerp: in samenst. hagelsteen, niersteen;
5. uit klei gebakken „stenen”: stenen bakken; zie baksteen, tichelsteen, tegelsteen;
6. vero. gewicht: een steen vlas, een steen kaarsen, nl. 2.7 kg;

III. v.; verzamelende stofnaam: een gevel optrekken van of met fijne waalsteen; zie ook steentje.