Gepubliceerd op 11-11-2021

stand

betekenis & definitie

I. m. -en, in bet. 7, 8, 9 gmv.;

1. de wijze, waarop iem. of iets staat: de verschillende standen bij de ordeoefeningen; de acteur heeft zich in verschillende standen laten fotograferen; in een hellende stand; de tafel heeft geen vaste stand; de stand der sterren, het punt van de te doorlopen baan, waar zij zich bevindt, idem de stand van de barometer; de stand van het water, het punt, waartoe iets op een bepaald ogenblik is gestegen; overdr. van de koers van geld enz.: de lage stand der buitenlandse valuta;
2. de wijze, waarop iem. of iets zich bevindt: toestand, gesteldheid, staat: de stand van het huwelijk; de stand van zaken opnemen; iets in zijn eerste, oorspronkelijke, vroegere stand terugbrengen; de stand van het spel, der partijen;
3. rang in de maatschappij, maatschappelijke kring, klasse; ook: goede stand, standing: hoge, lage, geringe stand; boven, beneden, onder zijn stand trouwen; zijn stand ophouden; de geestelijke stand, de militaire stand; mensen van stand, goede stand;
4. de gezamenlijke, tot zekere maatschappelijke stand behorende personen: de maatschappelijke standen, de standen in de (of: der) maatschappij; de arbeidende stand; de derde stand, de burgerij; de vierde stand, de arbeiders;
5. de plaats waar iem. staat, zich bevindt, verblijft: standplaats: de schildwacht mag zijn stand niet verlaten, enigszins vero.;
6. van gebouwen: plaatselijke gelegenheid of ligging: het huis is op een nette stand gelegen;
7. van zaken: wezen, aanzijn, bestaan inz. in vaste verbindingen: in stand blijven; in stand houden, in wezen houden, bestendigen; tot stand komen, ontstaan; tot stand brengen, doen ontstaan, verwezenlijken, ten uitvoer brengen;
8. het blijven staan: zie standhouden;
9. van personen en zaken: het vast of stevig overeind staan: zie standhouden; zich in stand van tegenweer stellen;
10. de plaats van een locomotief in de remise: de lengte van een stand; zie ook standje; nog: Burgerlijke stand, bureau voor aangifte van geboorten en sterfgevallen.

II. m. en v. -s; Eng. uitstalling(skraampje) van de producten van een fabriek, de waren van een handelszaak enz. op een tentoonstelling, jaarbeurs; toeschouwerstribune b.v. op een wedren. (stand I=stand II).