Gepubliceerd op 11-11-2021

schim

betekenis & definitie

v. schimmen, schimmetje (1 schaduw in bet. 2; 2 gedaante, slechts vaag waar te nemen, of niet de indruk makend massief te zijn; 3 geest van een afgestorvene, spook; 4 schaduw in bet. 4):

1. hij volgde hem als zijn schim; Chinese schimmen, schaduwbeelden van platte figuren, die men achter een doorschijnend scherm laat bewegen;
2. duivelse gedachten als schimmen, die verdwijnen voor het licht;
3. het rijk der schimmen; er uitzien als e. schim, mager;
4. e. schim van vroegere grootheid.

< >