Gepubliceerd op 11-11-2021

prijs

betekenis & definitie

I. m. prijzen (o.-Fr. pris, van Lat. pretium = waarde: 1 de in geld uitgedrukte waarde van goederen; 2 datgene, wat iem. door het lot ten deel valt; 3 bekroning, onderscheiding, ereprijs; 4 loon, beloning; 5 grote waarde):

1. voor de prijs van tien gulden, waarde, koopsom; onder de prijs verkopen, lager dan de marktprijs; naar de prijs vragen; op prijs houden; tegen hoge, lage prijs; voor die prijs; in die winkel zijn vaste prijzen, er wordt niet afgedongen; de allernaaste prijs; iets beneden de prijs kopen; iets van de prijs laten vallen, de waar goedkoper geven; zegsw. iets tot elke willen hebben, er alle moeite voor willen doen om het te krijgen; voor geen prijs ter wereld zou ik dat willen missen; verg. fabrieksprijs, spotprijs enz.;
2. een prijs trekken in de loterij; in deze verloting zijn niets dan prijzen;
3. die jongen kreeg drie prijzen; bij wedstrijden enz.: met de eerste prijs gaan strijken;
4. een prijs op zijn hoofd zetten, een som uitloven voor die hem vangt of doodt;
5. op prijs stellen; prijs stellen op, waarde hechten aan.

II. v. prijzen (Fr. prise, van prendre = nemen: buit): een schip prijs maken, buitmaken, veroveren; voor goede prijs verklaren.