plaatste, h. geplaatst (1 een plaats geven; zetten; 2 van geld: beleggen; 3 een betrekking geven):
1 een kachel plaatsen; een advertentie plaatsen, nl. in de krant;
2 geld plaatsen;
3 zijn zoon is goed geplaatst, h. een goede betrekking;
nog: een grap plaatsen, te berde brengen op een geschikt ogenblik; sportt: niet geplaatst zijn, niet tot de prijswinners behoren.