zette over, h. overgezet (1 overvaren, overvoeren; 2 vertalen, in een andere taal overbrengen; 3 nog eens zetten):
1 de veerman gaat, zal ons overzetten;
2 het Evangelie van Mattheus is uit het Aramees in het Gr., uit het Gr. in het Latijn en hieruit in het Ned. overgezet;
3 wilt ge die zet (op het schaakbord) niet overzetten;
overzetter m -s (vertaler);
overzetting
v. -en (vertaling): de overzetting van een roman in het Ned.;
overzetveer
o. overzetveren (overhaalveer, klein veer).