Gepubliceerd op 11-11-2021

munt

betekenis & definitie

I. v. -en;

1. geldstuk; ook: het metalen geld, dat ergens gangbaar is: gouden, zilveren, nikkelen en bronzen munten; het gehalte ener munt; zegsw. munt uit iets slaan, a) geld weten te verdienen aan, b) practisch toepassen voor zeker doel, tot zijn voordeel weten te gebruiken; iets voor goede munt aannemen, geloven, wat iem. zegt; iem. met gelijke munt betalen, bejegenen, zoals hij ons deed; klinkende munt, contant geld;
2. stempel of wapen op de achterkant van een muntstuk: kruis (oorspr. een kruis, later een beeltenis) of munt opgooien; 3. gebouw, waarin van regeringswege munt geslagen wordt; ook: naam v. e. sociëteit te Amsterdam, naam v. straten; naam v. d. opera te Brussel: de Munt te Utrecht;
4. muntslag: schuldig aan valse munt; rechtst. valse, vervalste, geschonden (= gesnoeide) munt, België: nagemaakte, geschonden munt; het recht van de munt, om munt te slaan.

II. v.; lipbloemige aromatische plant, afkomstig uit Z.-Europa; Lat. mentha; Z.-N. ook: likeur met essence van munt.