Gepubliceerd op 11-11-2021

min

betekenis & definitie

I. minder, minst;

1. bw. in zegsw.: min of meer, a) enigszins, b) ter aanduiding v. verschillende graden b.v. allen waren min of meer verdacht; tien min drie, tien op drie na, verminderd met drie;
2. bn.;
2.1 nietig, zwak: zijn examen was min, minnetjes, dun; 2.2 gering: een min idee van iem. hebben;
2.3 laag, verachtelijk; een minne vent; dat is min van hem, dat vind ik min; nog: zo min mogelijk, zo weinig; zo min .... als, even weinig .... als.

II. v.; liefde; toegenegenheid; de god der min, Cupido; goede vriendschap, verstandhouding inz. in zegsw.: Amor is de god der min; zegsw. iets in der minne schikken, vriendschappelijk regelen; ook: minne.

III. min, minne, v. minnen; verkorting van min (II) + moeder: zoogster, voedster; een kind op de arm ener min.

< >