Gepubliceerd op 11-11-2021

mijn

betekenis & definitie

I. v. -en, mijntje; (Fr. mine):

1. onderaardse plaats, waaruit metaal, steenkool, edelgesteente enz. wordt opgedolven; de onder- en bovengrondse werken samen; ook: de mijnbouwmaatschappij, de directie: een zoutmijn, een steenkolenmijn; een mijn ontginnen;
2. plaats, holle ruimte, gang, waar een ontplofbare stof wordt ingegraven om versterkingen v. d. vijand in de lucht te laten vliegen enz.: een mijn graven; een mijn doen springen; de mijn sprong verkeerd, fig. de uitslag was averechts nl. in het nadeel van hem, die de mijn lei;
3. toestel met ontploffingsstof gevuld, dat bij aanraking uit elkaar springt: mijnen leggen, b.v. tot beschutting van een zeehaven; een verankerde mijn, vastliggend aan een anker.

II. v. -en; inz. Z.-N. de plaats, waar iets bij opbod of afslag wordt verkocht: botermijn, eiermijn, vismijn; zie afslag.

III. in toonloze vorm: m’n, me; bezittelijk vnw.:

1. bn.: mijn hond; praedicatief steeds onverbogen: mijn is de winst;
2. zelfstandig: het mijne; het mijn en het dijn, elks eigendom; ze wordt de mijne, echtgenote.