Gepubliceerd op 11-11-2021

malen

betekenis & definitie

I. maalde, heeft gemalen:

1. fijnmaken inz. op of in een molen; Z.-N. ook: kauwen: rogge malen, koffie malen; Z.-N. eten malen; zegsw. zie komen;
2. door een draaiende beweging verwijderen, b.v. water uit een polder: water uit de polder malen; waarschijnlijk = malen II.

II. maalde, heeft gemaald:

1. zeuren, zaniken; aanhoudend over iets spreken: iem. aan het hoofd malen; 2. niet goed bij het hoofd zijn: die vrouw is aan ’t malen geraakt.

III. maalde, heeft gemaald; afbeelden, dichterlijk beschrijven; vero. of germ.