Gepubliceerd op 11-11-2021

luisteren

betekenis & definitie

luisterde, heeft geluisterd:

1. oplettend naar iets horen inz. met de wens om het gesprokene te verstaan: aandachtig naar een spreker luisteren, scherp luisteren; spreek, ik zal goed luisteren;
2. ter sluiks trachten te horen, afluisteren: aan de deur van een kamer luisteren; spreekw. Die luistert aan de wand, hoort vaak zijn eigen schand;
3. aandacht schenken aan: naar iets niet willen luisteren; naar zekere naam luisteren, die naam kennen en er op reageren, geheten zijn;
4. gehoorzamen: het paard luistert naar de toom, het schip naar het roer;
5. zeer gevoelig zijn voor allerlei invloeden, inz. met een bepaling: dat luistert nauw; de taal is een nauw luisterend instrument.