Gepubliceerd op 11-11-2021

levend

betekenis & definitie

I. bn. (eig. in leven zijnde, tegenst. van dood): Jeanne d’Arc werd levend verbrand, 30 Mei 1431; levende have, vee; de levende natuur, al de mensen, dieren en planten; levende talen, nog door volken gesproken; levende strijdkrachten, de soldaten; levende beelden, z. tableau-vivant; levend water, bronwater; zegsw. geen levende ziel, mens noch dier; zie lijf.

II. levende, m. en v. levenden (iem., die leeft): God is de heer van levenden en doden; België: een akte onder levenden, overeenkomst tot regeling van zaken tijdens het leven.