Gepubliceerd op 11-11-2021

kleed

betekenis & definitie

o. kleden (1, 2, 1-6), kleren, klederen (2, 7-9) met twee hoofdbet.

I. (een stuk, lap, reep, strook geweven stof; baan): ieder zeil werd op dek gelegd en ieder kleed van het zeil nagezien;

II. (een afgewerkt, afgepast voorwerp van een geweven stof met een bijzondere bestemming: 1 zeewezen: omhulsel; overtrek; 2 baarkleed; 3 dekkleed over een schuit; 4 tafelkleed; 5 vloerkleed; 6 schoorsteenval; 7 een afzonderlijk kledingstuk, een gemaakt stuk kleren; 8 bovenkleed: tabberd, kamizool, rok enz. van mannen; inz. jurk of japon van vrouwen en meisjes; 9 de gehele bovenkleding, kledij, kostuum, toilet, stel kleren; in het mv. kledingstukken, pak, kostuum, stel):

1. de stagzeilen vastmaken met kleden;
2. de kist met het zwarte kleed;
3. de kleden over de luiken van een schuit;
4. gebatikte kleedjes op tafel;
5. neem het kleed van de vloer; een vast (of: gespijkerd) kleed;
6. een ouderwets kleedje voor (of: onder) de schoorsteenmantel;
7. een haren kleed; een slecht gemaakt kleed;
8. inz. van vrouwen of meisjes: een licht neteldoeks kleedje; een zijden kleed passen; de koningin droeg een kleed van zeegroen fluweel;
9. in het enkelv. het gebruikelijke kleed van den nutslezer, de zogenaamde stalen pen; het geestelijk, het priesterlijk kleed aantrekken, geestelijke, priester worden; het zwarte kleed, de rouwkledij; het bonte kleed der beeldspraak, in kleding, wijze van uitdrukking of omschrijving; iem. in de kleren steken, hem van de nodige kleren voorzien; zegsw. zijn kleren niet uittrekken (of: afleggen) eer men te bed (of: slapen) gaat, fig. zijn geld en goed niet wegschenken vóór zijn dood; dat raakt zijn (de)koude kleren niet, raakt zelfs zijn (of: de) buitenste kleren niet, is hem totaal onverschillig; zo iets gaat je niet in je (of: de) koude kleren zitten, laat diepe sporen achter, iets (maar) langs zijn koude kleren laten (af)glijden, gaan, zich er niets van aantrekken; de kleren maken den man, naar zijn kleren, uiterlijk wordt men vaak beoordeeld, geschat (dikwijls gevolgd door: die ze heeft, die doe ze an).