Gepubliceerd op 11-11-2021

klank

betekenis & definitie

m. -en (1 [klinkend] geluid; 2 een afzonderlijk geluid; 3 een zuiver, muzikaal geluid; 4 een der hoedanigheden, van een klank in bet. 3; 5 het eigen, karakteristieke geluid v. e. stof, een muziekinstrument; ook in fig. verband; 6 in het mv. zang; muziek;

7 het geluid van een spraakklank of een complex van spraakklanken; ook in fig. zin;
8 de klankwaarde, de uitspraak van een schriftteken, een letter; 9 een spraakklank, een taalklank, een menselijk spraakgeluid als woordbestanddeel; 10 een geluid[encomplex] van het spraakorgaan als geheel; een woord; in het mv. woorden, taal; ook: een spraakgeluid, dat men hoort, maar niet verstaat):
1. woorden werken ook door klank, niet alleen door betekenis;
2. een doffe, heldere, volle klank;
3. elke klank is een geluid, maar elk geluid is niet een klank; de diepe klank van de bas;
4. een lieve klank in zijn stem;
5. de klank van hout, van metaal; gouden munten op klank onderzoeken; fig. zijn woorden misten de klank der echtheid;
6. gewijde klanken;
7. de klanken ei en ij waren vroeger 'verschillend; de klank van een woord; fig. zijn naam heeft een goede klank, hij is gunstig bekend; op de klank van het woord af;
8. b als klank een medeklinker;
9. de klank ener taal; de klanken worden verdeeld in klinkers en medeklinkers;
10. een holle, ijdele, lege klank, holle, ijdele, ledige klanken, nietszeggende woorden, taal zonder zin; dat zijn voor mij niets (anders) dan klanken, de woorden „zeggen” mij niets, hebben voor mij geen redelijke inhoud.