Gepubliceerd op 11-11-2021

kanis

betekenis & definitie

I. v. kanissen (viskorf met deksel van verschillende vorm, inz. ronde vissersmand met één platte zijde en met een deksel gesloten en aan een riem over de schouder gedragen).

II. m. kanissen (Barg. hoofd, kop): hou je kanis, zwijg; plat.

III. m. kanissen (lichaam): iem. op zijn kanis geven; plat. Etym. misschien = kanis I.