Gepubliceerd op 11-11-2021

kan

betekenis & definitie

v. kannen, kannetje (1 vaatwerk voor vloeistoffen, van hout, aardewerk, steen, metaal, rond [veelal gebuikt], open of gesloten, meestal van handvatsels en een tuit voorzien; 2 kan van bepaalde inhoud als maat voor natte [ook wel: droge] waren: het vat, de vochtmaat; thans: liter):

1 zegsw. de kan aanspreken, diep in de kan kijken; liefhebber van de kan zijn, van sterkedrank, bier, wijn enz.; spreekw. zie l i d I, v a t, w ij n 1; Z.-N. in geen kan gekweekt zijn, niet zo dom!;
2 het nieuwe Ned. vaatwerk van 10, 20 enz. kan.