Gepubliceerd op 11-11-2021

Jonas

betekenis & definitie

m. Bijbel, profeet ten tijde van Jeroboam ll, 825-782 v.

C.; zegsw. het lot valt op Jonas, hij is altijd de ongelukkige; kijken als Jonas in de walvis, bedrukt, verslagen; zie: jonassen

jonaste, h. gejonast (jongensspel: iem. aan armen of benen of in een deken horizontaal houden en dan opwippen en weer opvangen, onder het zingen van: Toen Jonas in de walvis zat, [soms gevolgd door: toen was hij verzopen en toch of: nog niet nat] van één, van twee, van drie): iem. jonassen.

< >