Gepubliceerd op 11-11-2021

hoogte

betekenis & definitie

v. -n;

1. afstand van de voet tot de top; verhevenheid: de hoogte v. e. toren; een hoogte van 1200 m;
2. heuvel; bosrijke hoogten; nog: de hoogte v. e. driehoek, afstand van de top tot de basis; zegsw. hij is nog niet op de hoogte (van iets), niet voldoende ingelicht; uit de hoogte tot iem. spreken, trots; de hoogte hebben, krijgen, dronken zijn, worden; de hoogte der zon nemen; zie poolshoogte.