v. (de hoedanigheid van getrouw [inz. in bet. 1, 3, 4 en 6] te wezen):
1. (de eed van) getrouwheid zweren, onveranderlijke gehechtheid, genegenheid;
3. de getrouwheid aan zijn woord;
4. de getrouwheid der doggen van Floris V;
6. de getrouwheid ener vertaling, nauwkeurigheid.