Gepubliceerd op 11-11-2021

genade

betekenis & definitie

v. (1 barmhartigheid; onverdiende of onverplichte goedertierenheid inz. van God; 2 R.-K. innerlijke, bovennatuurlijke hulp of gave, die God ter wille van Christus’ verdienste den mens verleent om zijn bovennatuurlijke bestemming te bereiken; 3 goedertierenheid, vergevensgezindheid van overheden, overwinnaars, rechters tegenover misdadigers, overwonnenen enz.: 4 vergiffenis):

1. door Gods genade; een dichter bij (of: van) Gods genade, van nature; van iems. genade moeten leven, afhangen; zeew. op Gods genade drijven, (van een schip) verstoken van menselijke hulp; Goeie (of: Grote) genade! uitroep;
2. R.-K. de heiligmakende genade, een bovennatuurlijke gave, waardoor God den mens van de zonde zuivert, aan zijn ziel e. bovennatuurlijk leven schenkt, hem aanneemt tot zijn kind en hem erfgenaam des Hemels maakt;
3. zonder genade zijn; op genade of ongenade overgeven, onvoorwaardelijk; Z.-N. zonder genade werken, ongenadig, zonder ophouden;
4. genade bewijzen; Genade! schenk(t) genade; om genade vragen, bidden; genade schenken; Uwe genade, titel v. e. Duitsen graaf (gravin).