Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie G
- geschiedschrijver
- geschiedverhaal
- geschiedvervalsing
- geschiedvorser
- geschiedvorsing
- geschiedzang
- geschikt
- geschiktheid
- geschil
- geschilpunt
- geschoft
- geschokt
- geschooi
- geschoold
- geschooldheid
- geschoren
- geschorst
- geschot
- geschreeuw
- geschrei
- geschrift
- geschrijf
- geschubd
- geschut
- geschutbedding
- geschutgieterij
- geschutpark
- geschutpoort
- geschuttalie
- geschuttap
- geschuttoren
- geschutvuur
- geschutwerf
- gesel
- geselaar, geselbroeder
- geselbrok
- geselen
- geseling
- geselkolom
- geselkoord
- geselmonnik
- geselpaal
- geselprocessie
- geselroede
- geselslag
- geselstraf
- geselzweep
- gesignaleerd
- gesjochten
- geslacht
- geslachtelijk
- geslachten
- geslachtkunde
- geslachtsboom
- geslachtslijst
- geslachtsnaam
- geslachtsregel
- geslachtswapen
- geslagen
- geslepen
- geslepenheid
- gesleten
- gesloten
- geslotenheid
- gesluierd
- gesmaal
- gesmak
- gesmijde
- gesmijdig
- gesnaard
- gesoebat
- gesorteerd
- gesp
- gespan
- gespannen
- gespeel
- gespeend
- gespekt
- gespen
- gespierd
- gespikkeld
- gespleten
- gespoord
- gesprek
- gesptong
- gespuis
- gest
- gestaag
- gestaald
- gestadig, gestaag
- gestadigheid
- gestalte
- gestaltenis
- gestand
- gestarnd
- gestarnte
- gestationneerd
- geste
- gesteeld
- gesteen
