Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- achterlicht
- achterlijf
- achterlijk
- achterloper
- achterman
- achtermiddag
- achterna
- achternaam
- achternadoen
- achternagaan
- achternalopen
- achternazetten
- achternazitten
- achterneef
- achternicht
- achternoen
- achterom
- achteromlopen
- achteronder
- achterop
- achteropkomen
- achteros
- achterover
- achterplaats
- achterplecht
- achterplein
- achterpoot
- Achterraad
- achterrad
- achterschip
- achterst
- achterstaan
- achterstaand
- achterstal
- achterstallig
- achterstand
- achterste
- achterstel
- achterstellen
- achterstelling
- achtersteven
- achterstraat
- achteruit
- achteruitboeren
- achteruitdeinzen
- achteruitgaan
- achteruitgang
- achteruitkrabbelen, achteruitkrabben
- achteruitlopen
- achteruitraken
- achteruitrijden
- achteruitschuiven
- achteruitwijken
- achteruitzetten
- achtervertrek
- achtervoegen
- achtervoeging
- achtervoegsel
- achtervolgen
- achtervolgens
- achtervolging
- achterwaarster
- achterwaarts
- achterweg
- achterwege
- achterwiel
- achterwijk
- achterzijde
- achterzolder
- achthoek
- achthoekig
- achthonderd
- achthonderdste
- achting
- achtingswaard
- achtkant
- achtkantig
- achtmaands
- achtponder
- achtpotig
- achtpuntig
- achtregelig
- achtste
- achttien
- achturendag
- achturig
- achtvlak
- achtvlakkig
- achtvoetig
- achtvoud
- achtvoudig
- achtwerf
- achtzaam
- achtzijdig
- acidimeter
- acidum
- acoliet
- acoustiek
- acquisitie
- acquit
